Nieuwsberichten

Nieuws uit Brussel 04.07.2016

Werkbezoek aan Vlaamse Piétrain Federatie

Afgelopen vrijdag bracht ik een werkbezoek aan de Vlaamse Piétrain Federatie, het Varkensstamboek van weleer. De VPF is meer dan enkel een federatie die (piétrain)fokkers met elkaar verbindt want het is betrokken bij de selectie van welke beren gebruikt worden in de varkenskweek en welke niet. Het ‘hoe dunner de billen, hoe dikker de ballen’-principe om een beer te selecteren heeft er plaats gemaakt voor een indrukwekkende wetenschappelijke, statistische en economische aanpak.

Tijdens een voorstelling van ‘Wij Varkensland’ over hoe zwaar varkenshouders het soms te verduren hebben, ontmoette ik Jurgen Depuydt van de VPF. Hij nodigde me uit voor een persoonlijke presentatie over en rondleiding bij de VPF. Ook Chris Dhondt was daar bij aanwezig. Samen maakten ze er een boeiend infomoment van waarbij ik aangenaam verrast was van de werkwijze.

Kunstmatige inseminatie

Dat bij varkens kweken zoveel meer komt kijken dan het opkweken van nakomelingen van een zeug (vrouwelijk varken) en een beer (mannelijk varken) voor de slacht, spreekt voor zich. Infrastructuur, voeding, hygiëne,… allen spelen ze een cruciale rol. In oudere tijden kon je er geen peil op trekken wanneer een zeug zou werpen en dus ook niet wanneer de varkens slachtrijp zouden zijn. Waar er dan nog eens sprake was van meerdere zeugen op één bedrijf, zorgde dat voor complete chaos.

Waar dat vroeger nog gebeurde door een zeug en een beer samen te zetten, is men om praktische en economische redenen geëvolueerd naar gelijktijdige kunstmatige inseminatie van de zeugen met het sperma van de beer. Een groot voordeel daarvan is dat zeugen samen zwanger gemaakt kunnen worden en dus ook praktisch op hetzelfde moment kunnen werpen. Dat maakt dat de varkens bij een varkenshouder allen op hetzelfde moment slachtrijp zijn en dat het transporteren ervan dus ook met volle camions kan gebeuren. Dat is niet alleen praktischer, maar ook economisch heel interessant voor de varkenshouder.

Nakomelingenonderzoek

De vraag is, waar komt de VPF kijken in dit verhaal? Wel, de VPF heeft het varkensstamboek uitgebouwd tot een gigantische database van gegevens over elke beer die gefokt wordt in Vlaanderen. Van elke beer die verkocht wordt aan een varkenshouder gaat de VPF opvolgen hoe zijn nakomelingen zich ontwikkelen. Drie factoren spelen daarbij een rol:

  • Hoe snel is een varken slachtrijp?
  • Hoeveel voedsel heeft een varken nodig om slachtrijp te worden?
  • Wat is de slachtkwaliteit van het varken?

Voor een varkenshouder zijn dat drie belangrijke factoren omdat ze samen de prijs van een geslacht varken bepalen en dus ook de winstmarges van de varkenshouder. Dus: hoe beter (het sperma van) de beer, hoe beter de varkens en hoe hoger het inkomen van de varkenshouder. Elke beer kan daardoor een economische waarde toegekend worden.

Omzetbepalende werking

Uiteraard, wanneer het DNA van een beer mee bepaalt hoeveel zijn nakomelingen opbrengen voor een varkenshouder, dan is het niet meer dan logisch dat elke varkenshouder een goede beer wil. En daarin is de rol van de VPF heel groot. Zij gaan de varkenshouder adviseren om al dan niet over te gaan tot de aankoop van een nieuwe beer (+/- €1000), waarbij de varkenshouder kan rekenen op een vervangingspremie van €250.

Uit berekeningen blijkt dat een beer vervangen door een betere beer op anderhalf jaar tijd een verschil kan maken van €25.000 omzet voor een varkenshouder wanneer de beer in kwestie goed is voor zo’n 8300 nakomelingen. Dat onderstreept toch de gigantische meerwaarde van het werk dat de VPF verricht.

foto 1 foto 2 foto 3